'Stelling van Amsterdam' is de naam voor de waterlinie die tussen 1881 en 1914 in opdracht van het ministerie van Oorlog om de hoofdstad werd aangelegd. In geval van oorlog konden polders tot een afstand van 3-5 km onder water worden gezet (inundaties).
In de stelling werden 46 forten en batterijen gebouwd om de overgebleven doorgangen te beschermen. De stelling is 135 km lang en ligt op een afstand van 15 tot 20 km in een kring rond de hoofdstad.
Als alles tegenzat konden leger, regering en koning(in) zich binnen de Stelling terugtrekken om de hoofdstad als allerlaatste stukje Nederland te verdedigen ('nationaal reduit'). Samen met de inwoners van onder meer Amsterdam en Zaandam kon men een belegering ten minste zes maanden volhouden. Daarom stond de Stelling vol met magazijnen en installaties voor water, voedsel, energie en militaire voorraden.
Een hardnekkig vooroordeel is dat de Stelling nutteloos is geweest, omdat er nooit is gevochten, en zouden de forten door de komst van vliegtuigen en parachutisten zijn achterhaald.
Niets is minder waar.
De afschrikkende werking van de Nederlandse waterlinies heeft Nederland waarschijnlijk buiten de Eerste Wereldoorlog gehouden. Vervolgens bleken de forten in Europa in de eerste maanden van die oorlog niet opgewassen tegen de vuurkracht van moderne kanonnen, ook al waren sommige net gebouwd.
Desondanks was de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) het hoogtepunt voor de Stelling van Amsterdam, toen de forten door duizenden dienstplichtigen werden bewoond en gebruikt. Tot op de dag van vandaag worden de forten en installaties van de Stelling voor allerlei doeleinden gebruikt.
Zie www.stelling-amsterdam.nl voor veel meer historische informatie over de Stelling van Amsterdam.